Deze maand verscheen het boek Verbindend wethouderschap van Wim Carabain. Een inzichtelijk toegankelijk boek, dat uitstekend alle uitdagingen van de wethouder anno 2014 schetst. Toverwoord in het boek: verbinden. Mij als nieuwsgierig aagje, doenerig en altijd op zoek naar nieuwe connecties op het lijf geschreven. Als dan ook nog de auteur je benoemt als voorbeeld van zo’n nieuwe verbindende wethouder, dan is het hoog tijd de meetlat eens toe te passen.
De meetlat van Carabain bestaat uit zes elementen. De nieuwe verbindende wethouder is ten eerste een verbinder die meer de dialoog zoekt, minder partijpolitiek bedrijft en zich meer toelegt op uitvoering van het collegeprogramma. Voor mij vormt vertrouwen hierbij de kern. Zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten blijkt in de praktijk zeer waar. Als kersverse wethouder was mijn eerste debat in de voltallige Raad dat over het collegewerkprogramma. Marco Pastors, fractievoorzitter van Leefbaar Rotterdam, de grootste oppositiefractie, deed in zijn bijdrage het verzoek tot een uitvoeringsprogramma in Rotterdam van de Integratienota van minister Van der Laan. Deze Integratienota bevatte stevige taal over wat er meer verwacht mocht worden van migranten. Marco citeerde deze passages uitvoerig gelardeerd met het gebrek aan ambitie op dit punt van de coalitiepartijen, daarmee vooral de PvdA in een hoek drijvend. Marco was ervan overtuigd dat het college van PvdA/VVD/CDA/D66 zijn voorstel zou verwerpen en dat zou ook zeker gebeurd zijn als ik niet op die plek had gezeten. Natuurlijk wist ik dat het thema super gevoelig lag, maar kende ook de hele inhoud van de nota, waaronder vele passages die Leefbaar minder goed uitkwamen. Kortom een evenwichtige basis voor verbindend beleid. Mijn veronderstelling dat deze mening gedeeld zou worden door, bleek niet te kloppen. De diepe sporen die juist op dit thema waren getrokken tussen de PvdA en LR in de gemeenteraadscampagne konden niet zo makkelijk overbrugd worden. Daar kwam bij dat het niet erg gebruikelijk was de oppositie zo’n “overwinning” te gunnen. Mijn enthousiast onthaal van Marco’s voorstel met de aantekening dat we de gehele nota als basis zouden nemen werd dan ook met grote verbazing en veel gefrons begroet door de coalitiefracties en mijn collega’s van B&W. Gelukkig genoot ik het vertrouwen, maar zette dat wel op het spel.
Het tweede criterium van Carabain is het proces even belangrijk als de inhoud te vinden en daarnaar handelen. Wat Gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet lijkt toch een prima te volgen vuistregel. Dat dat vaak in kleine dingen mis gaat, blijkt onder meer uit de G1000 op Rotterdam Zuid. De G1000 is een instrument ontwikkeld in België om met 1000 inwoners direct in een open dialoog te gaan met als uitkomst een actieprogramma waarbij alle deelnemers mede uitvoerder zijn van dat actieprogramma. Een prima instrument om met veel mensen in korte tijd echt in gesprek te kunnen gaan en tot actie te kunnen overgaan gedragen door direct betrokkenen. Toen echter het podium in de Ahoy-zaal vande G1000 top letterlijk boven de hoofden werd belopen door alle hooggeplaatsten hadden alle tafelgespreksleiders, waarvan ik er eentje mocht zijn, alle moeite om het gesprek weer op gang te krijgen.
Het derde kenmerk is dat hij niet alleen machtgerelateerd opereert, maar ook verbindend. Toepasselijk handvat is met man en macht helpen. Met arbeidsmarkt in de portefeuille in crisistijd zeer van toepassing, maar buitengewoon taai. Dat banen niet te koop zijn, ook niet met sectorplannen, is gemeengoed, Maar daadwerkelijk met zijn allen de hand aan de ploeg slaan om van beschikbaar niet uitgevoerd werk banen te maken tegen de stroom in, is mij in ieder geval onvoldoende gelukt.
Vierde criterium van Carabain is dat de verbindende wethouder vooral oog heeft voor horizontale verhoudingen en daarin investeert. En dus minder in de gebruikelijke verticale structuren. Het adagium kennis is macht is meer dan ooit waar. Maar die kennis zit nu overal en nergens en het is van groot belang daarmee samen te werken. Vanuit die overtuiging was ik begonnen met het Stadsinitiatief. Uit een analyse bleek dat de gemeente elk jaar geld overhield op kleinere initiatieven, maar dat grotere plannen die domeinoverstijgend waren en minimaal drie verschillende onderdelen van de gemeentelijke organisatie nodig hadden er niet doorheen kwamen. Een deel van de stad begreep het investeringsconcept (eenmalig geld van een paar miljoen euro van de gemeente voor een vernieuwende structurele voorziening waarbij het risico geheel ligt bij de initiatiefnemers) en leverde de Luchtsingel (een houten brug met parken eromheen voor de verbinding tussen het station, Hofplein en de Hofbogen), de Schaatsbaan Rotterdam (tijdelijke schaatsbaan in de wintermaanden op bestaande hockeyvelden) en RIF010 (1,5 meter hoge golven in hartje centrum). Drie vernieuwende projecten die zonder het Stadsinitiatief nooit waren gerealiseerd. De politiek en een ander deel van de stad hadden er grote moeite mee. Hoe dwaas kon een wethouder zijn om in tijden van bezuinigingen geld weg te smijten in een paar leuke dingen. De tijd zal het leren.
Ten vijfde kenmerkt de relatie van de verbindende wethouder zich met burgers als vooral een partnerschap. Daarmee is hij veel minder gericht op problemen voor burgers oplossend. Wie goed doet, goed ontmoet is mij van huis uit met de paplepel ingegoten. Dat niet iedereen zit te wachten op dat partnerschap met gedeelde verantwoordelijkheden mocht ik ervaren met Annie Verdoold. Ik had een werkbezoek afgelegd bij thuiszorgorganisaties en hun klanten in Delfshaven en Hoek van Holland. Na afloop vroeg het Rotterdams Dagblad wat ik ervan vond. Mijn antwoord was dat de verschillen me erg troffen, zo was er in Delfshaven een ingewikkeld rooster gemaakt voor het aan- en uittrekken van steunkousen van vooral oudere mensen in de diverse straten door medewerkers van verschillende organisaties, waardoor Rotterdammers niet meer de vrijheid hadden zelf te kiezen wanneer ze opstonden en naar bed gingen. In Hoek van Holland bestaat een fijnmazig netwerk van vrijwilligers in de verschillende straten die zelf afspraken maakten op maat met de ouderen in hun eigen straat. Als er niemand was in de straat, zorgde het dichtstbijzijnde verzorgingscentrum voor de training van extra vrijwilligers. Mijn quote dat ik alle ouderen in Rotterdam het Hoekse model gunde, leidde tot de kop dat de wethouder vond dat de buren voortaan alles moeten doen, te beginnen met de steunkousen. Annie Verdoold, een gepassioneerde zeer betrokken oudere dame die elke week kookt voor eenzame ouderen was des duivels. Binnen no time had ik mijn eigen oppositie gecreëerd inclusief demonstraties en een strijdlied tegen mij. Nadat ik een avond bij haar ouderen had doorgebracht werd de vrede enigszins getekend. Ik vrees dat op het terrein van de decentralisaties nog menig nieuwe wethouder het lastig krijgt. Zo hoorde ik net op Radio Rijnmond dat er In Capelle een demente vrouw wordt vermist. Ik heb nu al te doen met de wethouder die zich daarover moet verantwoorden in de eerstvolgende vergadering van de Gemeenteraad.
Tenslotte zet de nieuwe wethouder social media breed in. Vreemde ogen dwingen en met de inzet van social media heb je toegang tot heel veel vreemde ogen. Zelf ben ik er aanvankelijk een beetje ingerommeld. Ik wilde graag met behulp van een zelf bij te houden website mijn werk als wethouder transparant maken. Mijn politiek assistent, Theo Scherpenzeel, had in no time deze gebouwd en een slimmigheidje erbij gedaan: elke kopregel van een nieuw bericht werd automatisch getwitterd, Voor ik het wist moest ik natuurlijk ook reageren op anderen. Al doende leert men. De in het boek genoemde You Tube filmpjes bewezen in de praktijk hoezeer mensen behoefte hebben aan beelden en verbeelding. Achteraf gezien had ik nog meer daarop moeten inzetten.
Carabain eindigt zijn boek met de optimistische verwachting dat er meer nieuwe verbindende wethouders gaan komen die opereren als invloedrijke procescoördinatoren. Ik betwijfel dat ten zeerste, niet omdat ze niet nodig zouden zijn, maar vooral omdat er eerst grote hervormingen in het lokale bestuur nodig zijn om die verbindingen ook echt te realiseren. Zo past het huidig schaalniveau van honderden gemeenten niet bij de complexe opgaven waar veelvuldig adequaat schakelen tussen het lokale, regionale en nationale nodig is. Daar komt bij dat de dynamiek steeds groter wordt, mede dankzij nieuwe technologieën die dat mogelijk maken. De sluipenderwijs toenemende internationalisering in alle sectoren van de economie en de samenleving maakt het nodig ook op dat niveau lokaal te kunnen aanhaken. Tenslotte verhoudt de huidige selectie van Raadsleden en wethouders waarbij niet competenties leidend zijn, maar traditionele machtselementen zoals positie in de partij/afdeling zich niet met dit nieuwe type wethouder. Kortom ik ben ervan overtuigd dat met de vormgeving van het huidige lokale bestuur er juist minder verbindende wethouders zullen komen in de nabije toekomst, indien er niets verandert in het systeem van selectie van wethouders, de ‘staat’ en werkwijze van gemeenteraden, Colleges van B&W en media.
Dit zou een droevige conclusie zijn, ware het niet dat uiteindelijk de wal het schip zal keren. Rondom het lokale bestuur zijn steeds steviger regionale netwerken vanuit bedrijfsleven, betrokken bewoners, voorop lopende onderwijsinstellingen etc. actief. Van onderop is een beweging gaande die uiteindelijk een ander meer verbindend lokaal bestuur zal afdwingen en dat stemt hoopvol. Het boek van Carabain helpt huidige bestuurders daarvan nu al de eerste vruchten te kunnen plukken.
Zoeken op de site
Archief
Foto's