Lof der Zotheidsspeld voor stadsminstreel Arie van der Krogt

Vandaag vieren we de geboorte van Erasmus. Een theoloog, humanist, filosoof en schrijver die vooral bekend is om zijn Lof der Zotheid, een satire waarin de kerk, kooplieden,
vorsten en wetenschappers op de hak worden genomen. Erasmus wordt in deze stad
geëerd met een universiteit en de brug. Toch heeft hij heeft hier maar drie jaar gewoond, maar door ‘Rotterdam’ aan zijn naam toe te voegen, is hij voorgoed aan deze stad verbonden. De suggestie net van Manuel Kneepkens om Rotterdam voortaan Rotterdam Erasmus te noemen zou wellicht een mooie wederdienst zijn. In ieder geval de moeite waard om het Erasmuscomité over te laten adviseren.

 

Te weinig mensen zijn helaas bekend met zijn gedachtegoed. Daarom staan we voortaan jaarlijks stil bij de geboortedag van Erasmus. Dat doen we niet alleen met feesten en bijeenkomsten, we zetten deze dag ook een Rotterdammer in het zonnetje. We vieren zijn of haar bijdrage aan de Rotterdamse cultuur. Vorig jaar had ik de eer om Gyz la Rivière de eerste Lof der Zotheid speld te mogen uitreiken. Goed dat hij vandaag ook weer van de partij is.

Dit jaar valt de eer te beurt aan onze enige echte stadsminstreel. De ministreel is van oorsprong een middeleeuwse muzikant-dichter. Een taaldichter die gedichten voordroeg en liederen vertolkte over het leven van edelen, boeren en buitenlui in opdracht van een broodheer. In de tijd waarin Erasmus leefde waren de hoogtijdagen voor minstrelen voorbij, maar er waren nog enkele. Hij zal vast hebben gezien en gehoord dat in hun zotheid wijze lessen lagen besloten. Ter lering en vermaak van het volk. De minstrelen bezongen op een laagdrempelige, ontspannen wijze alledaagse problemen. Dat was iets waar de hooggeplaatste geleerden nog veel van konden leren.

Rotterdam heeft nog steeds een stadsminstreel, Arie van der Krogt. Voor mij is het extra bijzonder om hem deze speld uit te reiken, omdat ik hem persoonlijk ken. Hij werkt op het Stadhuis als tekstschrijver. Hij adviseert het college b en w over mooie teksten voor verschillende gelegenheden. Soms verwoordt hij onze ideeën en gedachten beter dan dat we dat zelf zouden kunnen […] Hij brengt de stad naar ons toe en laat ons de stad zien met een andere blik.

Vandaag staan we vooral stil bij Arie de liedjesschrijver. De stadsminstreel die erin slaagt om zowel de mooie als de rauwe kant van Rotterdam en de Rotterdammers in aansprekende liedjes te vertolken. Zijn Rotterdamse liederen zijn uniek gaan stuk voor stuk over onze mooie stad. In de stijl van Woody Guthrie, één van Amerikaans beroemdste folkzangers, bezingt Arie Rotjeknor. Hij doet dat volgens deze visie: “Bepalend voor een stad zijn niet de stenen, maar hoe het leven zich ertussen voegt.” Arie heeft oog voor
het grote en het kleine.

Arie zingt over vele gebiedsdelen in de stad. Denk aan liederen over Crooswijk en Hoogvliet want tja… ‘wie zingt er nu in hemelsnaam een lied over Hoogvliet?’ Welnu. Dat
doet Arie uit bewondering voor deze mooie deelgemeente. Arie brengt een aubade aan theater Walhalla, verbaast zich over het ontwerp van het Schouwburgplein en de tuigen van de Erasmusbrug: ‘Zouwe de touwe het houwe?’. Een brug die eerst veel kritiek kreeg maar later – misschien wel door die losse tuigen -door de Rotterdammers werd omarmd. We zijn van de brug gaan houwe! Maar die frase van Arie houden we er in!

Arie maakt liederen over de bewoners van de stad. Over hun taalgebruik bijvoorbeeld: ‘Tebbie een mooie broek an’. Maar het mooiste lied is voor mij zijn lofzang op ‘de
echte Rotterdammer’. Of je een echte Rotterdammer bent zit ‘m niet in het feit dat je hier geboren bent. In de lofzang maken we onder meer kennis met de echte havenarbeider, die de verwoesting van de stad in de oorlog heeft meegemaakt: ‘Hij heeft gewerkt in de
haven hij heeft de palen hier zien slaan, en als er ergens wordt gegraven zie
je hem bij de bouwput staan.”
We maken ook kennis met ‘de gastarbeider’,
die geboren is in Turkije en destijds werk vond in Rotterdam: “Elke nacht ligt hij te dromen, van zijn dorp bij Istanbul. Met het pleintje en de bomen, En die ene lege stoel.” Maar wat hen beiden bindt: “Want hij is echt een Rotterdammer, iemand met heimwee in het bloed, en met de tranen langs zijn wangen staart hij de toekomst tegemoet…’ Eigenlijk zouden we er gewoon naar moeten luisteren. De woorden van Arie spreken voor
zich.

“Een grote stad betekent grote eenzaamheid” zei Erasmus. Zo wordt de stad nog vaak gezien en helaas ook beleefd. Een plek waar mensen anoniem zijn, maar waar ook hele mooie dingen gebeuren. Arie weet beide kanten van die medaille te vertolken. Dat maakt zijn liedjes voor velen herkenbaar en die herkenbaarheid geeft vele Rotterdammers een gevoel van geborgenheid en solidariteit.

Arie en Erasmus. Er zijn meer vergelijkingen te maken. Beiden begaafd met een scherp oog en een scherpe pen. Dat resulteert in rake observaties en rake teksten die de harten van vele Rotterdammers stelen. Arie, nu sta je zelf in het middelpunt en dat hebbie verdiend! Beschouw daarom deze Lof der Zotheid speld als een kroon op je werk. Gefeliciteerd!

 

Dit bericht is geplaatst in Hoger Onderwijs, Participatie, Speeches. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

*

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>